De vakbonden brachten de stem van meer dan 87.000 burgers naar het parlement om te pleiten voor een grondige herziening van de loonnormwet.
Even ons geheugen opfrissen. In 1996 keurt de regering-Dehaene de wet tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen goed. In de volksmond is de wet beter bekend als de wet van ’96 of de loon(norm)wet.
De wet zou om de twee jaar een norm moeten opleggen waarbinnen de loononderhandelingen tussen vakbonden en werkgevers kunnen plaatsvinden. Het idee erachter is dat de lonen in ons land niet (veel) harder mogen stijgen dan in onze buurlanden. Als dat wel gebeurt, zou dat de concurrentiepositie van bedrijven in gevaar kunnen brengen.
In 2017 maakte de regering-Michel van de indicatieve loonnorm een imperatieve loonnorm. Het werd met andere woorden een harde bovengrens. Voor 2021-2022 werd die loonnorm vastgelegd op maximaal 0,4%.
Petitie
De vakbonden lanceerden een petitie om het debat over de loonnorm op de parlementaire agenda te plaatsen. De petitie verzamelde bijna 90.000 handtekeningen (25.000 is de vereiste om een hoorzitting in het parlement af te dwingen) en op 29 juni 2022 werden zes vertegenwoordigers van de drie grote Belgische vakbonden ontvangen in een parlementaire commissie sociale zaken.
Het debat over de loonnorm is vandaag cruciaal. De inflatie swingt de pan uit – bijna 10% in juni – en de lonen volstaan voor velen niet langer om in het levensonderhoud te voorzien.
De automatische indexering van lonen en uitkeringen speelt uiteraard een rol als eerste schokdemper, maar kan de stijgende levensduurte niet volledig compenseren. Bij de berekening van de index wordt bijvoorbeeld geen rekening gehouden met de explosief gestegen brandstofprijzen. Bovendien treedt de index vertraagd in werking, waardoor je in de tussentijd (tussen prijsstijging en indexering) wel je koopkracht in rook ziet opgaan.
Het probleem met de loonnorm
De loonmarge wordt sinds de invoering ervan in 1996 berekend op basis van de prognoses voor de loonontwikkeling in de buurlanden (Frankrijk, Duitsland, Nederland) en de prognoses voor de indexering.
Tot 2017 gold een indicatieve loonnorm, een leidraad als het ware, die elke beroepssector kon interpreteren al naargelang de specifieke realiteit. In 2017 maakte de regering-Michel hiervan een imperatieve loonnorm. Het werd met andere woorden een harde bovengrens.
De vergelijking van de lonen met die van de buurlanden houdt bovendien geen rekening meer met de zogenaamde taxshift, die de loonkosten voor de Belgische ondernemingen verlaagde. Dit alles betekent dat het verhaal van de ‘loonhandicap’ van België ten opzichte van zijn buurlanden onhoudbaar is. Het is slechts een illusie dat ons land aanzienlijk duurder is op vlak van de lonen. Maar ondertussen betalen de werknemers hiervoor wel de prijs in de vorm van de loonnorm.
Subsidies
De loonnorm houdt ook geen rekening met loonsubsidies, die in 2020 meer dan 9 miljard euro bedroegen. Deze subsidies – zoals de niet-betaling van bedrijfsvoorheffing voor ploegendienst, nachtarbeid, overwerk – waren nooit hoger dan vandaag in België.
Appels en peren
Al deze beperkingen maken het voor de vakbonden zo goed als onmogelijk om over échte loonsverhogingen te onderhandelen. Dit geldt voor alle sectoren, zelfs de meest succesvolle sectoren die tijdens de coronaperiode recordcijfers lieten optekenen.
ABVV-voorzitter Thierry Bodson: “Een pak ondernemingen zouden echt wel kunnen onderhandelen buiten het keurslijf waarin wij ons vandaag bevinden. Velen zagen hun winstmarges aanzienlijk toenemen, sommigen met meer dan 100%.”
“Niet alleen de BEL-20-bedrijven presteren goed. Ook andere, doorheen verschillende sectoren, laten zeer goede resultaten zien en bedrijven keren hogere dividenden uit dan vroeger. De vergelijking met de buurlanden gaat niet op. In de ons opgelegde formule wordt geen rekening gehouden met de taxshift, de loonsubsidies, enzovoort. Wij vergelijken appels met peren en dat kan niet.”
Ongelijkheid
De wet, zoals die vandaag bestaat, vergroot de ongelijkheid tussen hoge en lage lonen. Veel bedrijven, die het zich kunnen veroorloven, omzeilen de imperatieve loonmarge. Zij zoeken naar creatieve oplossingen om wat ‘meer te geven’ aan de werknemers.
Grootverdieners (directeurs, managers …) zagen hun koopkracht met 4% stijgen tussen 2015 en 2019. Dit is het resultaat van een reeks extralegale voorwaarden, die doorgaans niet voor werknemers in lager betaalde functies voorbehouden zijn. Die laatsten zagen hun koopkracht in dezelfde periode met 2% dalen.
“De wet van 96 – herzien in 2017 – veroorzaakt versterkt die ongelijkheid tussen bedrijven en ook tussen groepen werknemers.”
Correcte berekening
Algemeen secretaris van het ABVV Miranda Ulens legt de vinger op de wonde: de discrepantie tussen productiviteit – hetgeen we allemaal samen op een jaar tijd produceren aan goederen en diensten – en de lonen. “In een rechtvaardige economie stijgen de lonen aan hetzelfde ritme als de prijzen en de productiviteit. Belgische werknemers worden jaar op jaar productiever. Dat betekent dat een uur arbeid elk jaar meer opbrengt voor bedrijven.”
“In een rechtvaardige economie stijgen de lonen aan hetzelfde ritme als de prijzen en de productiviteit”
Miranda Ulens
“Helaas stellen we vast dat de lonen achterblijven op de stijgende productiviteit. Sinds 1996 steeg de productiviteit 12% sneller dan de lonen. Daarbij komt dat de koopkracht sinds de financiële crisis van 2008 sowieso al plat op de buik ligt. Tussen 2009 en 2021 gingen de reële lonen in de rest van de eurozone er met 7% op vooruit. In België zien we een loonstilstand.”
De verschillende vakbondsleiders herinnerden het parlement aan de noodzaak van een correcte berekening van de loonnorm. Hierbij moet rekening worden gehouden met alle loonsubsidies, verlagingen van de werkgeversbijdragen en de taxshift. Door dit allemaal in rekening te brengen zou de loonmarge zo’n 2,4% bedragen voor de periode 2021-2022. Dat is een groot verschil met de 0,4% die ons vandaag is opgelegd.
Indicatief
Een andere eis is natuurlijk de terugkeer naar een indicatieve norm.
“In de hele periode dat de loonnorm indicatief was, werd die nooit overschreden”, merkt Thierry Bodson op. Het was dus absoluut niet het geval dat een indicatieve loonnorm tot buitensporige loonstijgingen leidde.
Wet van 0%
Als de wet ongewijzigd blijft, wordt de volgende loonmarge (2023-2024) er eentje van 0%, de facto een loonblokkering. Elke onderhandeling over welke loonontwikkeling dan ook zal dan onmogelijk zijn. Als de wet ongewijzigd blijft is dat een nieuwe klap voor de werkende klasse. Werknemers houden immers de economie draaiende, maar betalen de hoogste prijs voor de oplopende inflatie.
2 thoughts on “Loonnorm: vakbonden brengen de stem van werknemers naar het parlement”