Dit jaar viert de welzijnswet haar 25ste verjaardag. Dankzij deze wet beschikt België over een sterk ontwikkeld instrument om een preventie- en welzijnsbeleid in de bedrijven te voeren. Werd deze wet echter ook correct gebruikt in de praktijk tijdens de coronacrisis?
Virginie Caverneels en Lisa Trogh, van de studiedienst van de Algemene Centrale – ABVV, hebben de aanpak van de pandemie op de werkplek op de voet gevolgd en beantwoorden enkele vragen.
De welzijnswet viert haar kwart eeuw. Ze is echter weinig gekend en gebruikt, hoe komt dat?
Virginie: “Er is in de bedrijven een echt gebrek aan automatisme bij de uitvoering van risicoanalyses van de verschillende werkposten. Wanneer deze wél worden uitgevoerd, worden de delegees van het CPBW zelden geraadpleegd en betrokken bij het denkproces en de keuze van de preventie- en beschermingsmatregelen voor de werknemers. Deze wet is echter van groot belang, gezien de werkgever verplicht wordt zich te laten bijstaan door experts bij de ontwikkeling van een dynamisch risicobeheerssysteem in het bedrijf.”
Lisa: “Het beperkte gebruik van deze wet komt de werkgever ten goede. Deze maakt namelijk – bij de toepassing van het welzijnsreglement – over het algemeen goedkope en gemakkelijk te realiseren keuzes, zonder bijzondere aandacht te schenken aan de beste en minst hinderlijke bescherming voor de werknemer. Om je een idee te geven: een werkgever zal eerder individuele maskers aan zijn personeel geven, dan te investeren in een ventilatiesysteem. Hier moeten delegees kunnen ingrijpen.”
Werd de wet correct gebruikt tijdens deze pandemie?
Lisa: “De wet toonde haar beperkingen tijdens de crisis, en dat vooral tijdens de eerste coronagolf toen de gezondheid van de werknemers niet bovenaan de prioriteitenlijst van de werkgevers stond. Vanaf het begin heeft onze vakbond op het gebrek aan aandacht voor de coronabesmetting op de werkplek gewezen. De regering nam maatregelen om de contacten op privévlak en binnen het gezin te beperken, maar er werd niets gedaan voor de werkplaats. Het was alsof het virus voor de bedrijfsdeuren stopte.”
“Het was alsof het virus voor de bedrijfsdeuren stopte”
Virginie: “Wij hebben gezien hoe hele teams besmet raakten door een gebrek aan basismaatregelen, zoals de fysieke afstand bewaren. De eerste golf richtte zware schade aan. Het heeft lang geduurd voor er maatregelen werden getroffen voor de essentiële beroepen. Sommige werkgevers verwaarloosden deze aspecten zelfs om de productie op peil te houden. En we hebben moeten strijden voordat Sciensano eindelijk communiceerde over de besmettingscijfers op de werkplaats.”
Er werden instrumenten, zoals de generieke gids, verstrekt, maar dit was blijkbaar onvoldoende. Moet de wet niet meer bindend zijn?
Virginie: “Het duurde een maand om deze lijvige en generieke gids op te stellen. Vervolgens moesten we op sector- en bedrijfsniveau afspraken maken over de maatregelen die op hun niveau konden worden toegepast. We stelden vast dat de sectoren die al jaren een gezondheids- en welzijnsbeleid op het werk voerden, snel een samenwerkingsverband opzetten om sectorale maatregelen te promoten. Zo werden de verplaatsingen tussen werven in de bouwsector bijvoorbeeld aangepast. Voor de anderen, die niet voorbereid waren of wiens werkgever dit aspect verwaarloosde, verliep het moeizaam. Zo bleven huishoudhulpen tijdens de verschillende coronagolven werken, zonder over de nodige beschermingsmiddelen te beschikken. In sommige bedrijven vernamen we geschokt dat telewerk, dat ten zeerste werd aanbevolen en gedurende bepaalde perioden zelfs verplicht was, werd toegestaan naar goeddunken van de werkgever.”
“Huishoudhulpen bleven tijdens de coronagolven werken met onvoldoende beschermingsmiddelen”
Lisa: “Wij beschikten niet over de besmettingsgegevens binnen de sectoren, en dat was natuurlijk niet bevorderlijk voor de onderhandelingen tussen werknemers en werkgevers. De werkgevers moesten echter een voor de hand liggende vraag oplossen: Hoe kan het virus zich verspreiden op basis van onze activiteit in onze sector of in ons bedrijf? De werkgevers moesten – zoals ze dat ook voor andere risico’s in het bedrijf doen – een risicoanalyse uitvoeren. We betreuren daarbij ook de beperkte middelen van de arbeidsinspectie. Zij konden helaas slechts een klein deel van de Belgische bedrijven controleren op het correct toepassen van de maatregelen.”
De welzijnswet heeft dus haar beperkingen getoond tijdens de crisis. Hoe kan dit verbeterd worden in de toekomst?
Virginie: “De wet is goed opgesteld en versterkt de delegees bij de onderhandelingen. Ze moet au sérieux worden genomen en voor de volle 100% op de werkplaats worden uitgevoerd. Ze voorziet in een recht op informatie en advies over besluiten die inzake veiligheid en welzijn worden genomen. Onze delegees mogen niet aarzelen om deze informatie op te eisen. Ze hebben er namelijk recht op. Ze moeten met de werknemers spreken en binnen het CPBW communiceren over de gevaren en risico’s waaraan deze worden blootgesteld.”
Lisa: “Er is in deze wet sprake van dynamisch beheer. Het is dus de bedoeling om regelmatig na te denken over het welzijnsbeleid, gezien de arbeidsomstandigheden, de risico’s en de beschermingsmiddelen continu veranderen. Het CPBW moet hier echt bij betrokken worden. Het is een must om samen met de werkgever na te denken over gepaste en aanvaardbare maatregelen voor de werknemers.”