Het grootste deel van de daklozen in België heeft een inkomen. Een kleine minderheid is verslaafd. Over daklozen bestaan ontzettend veel vooroordelen.
Vergeet de clichés over daklozen. Volgens recent onderzoek zijn maar liefst 37,6% van de daklozen vrouwen en 26% zijn kinderen die de thuissituatie van hun ouders delen. Slechts 17,4% van deze thuislozen heeft een verslaving. En slechts 15% van hen heeft géén inkomen.
Gebrek aan data
In een poging om iets te doen aan het haast totale gebrek aan data over het aantal dak- en thuislozen in België, organiseerden Koning Boudewijnstichting, KULeuven en Uliège voorjaar 2022 een wetenschappelijk onderbouwde telling in enkele Vlaamse en Waalse steden. Het was al wel langer duidelijk dat steeds meer mensen in armoede terecht komen: tussen 2003 en 2015 nam het aantal daklozen in België met bijna 200% toe. Per 10.000 inwoners zijn er in Vlaanderen 12 daklozen, 25 in Wallonië en 30 in Brussel.
Hoewel de dak- en thuislozen niet per se in de grootsteden wonen, speelt de grootte van de stad wel een rol: in kleinere gemeenten schat men het aantal op 0,5 tot 1 per 1.000 inwoners, in middelgrote steden op 4 op 1.000, en in grotere steden op 6 op 1.000 inwoners.
Wat blijkt anno 2021? De cijfers liggen nog hoger dan verwacht, en 1 op de 5 is tussen 18 en 25 jaar. Het aantal daklozen stijgt vooral bij kinderen, vrouwen en mensen met een migratieachtergrond.
Uiteenlopende profielen
De profielen van deze drie groepen lopen echter sterk uiteen. Dakloze vrouwen brengen de nacht meestal door in tijdelijke opvang voor thuisloze personen, bij familie of vrienden. Ze zijn over het algemeen minder lang dakloos dan mannen: ze zijn vaak acuut dakloos omwille van intrafamiliaal geweld of relationele problemen.
Uit internationale studies blijkt ook dat het aantal dakloze mensen met een migratieachtergrond toeneemt. In België had 20-40% van de getelde personen een migratieachtergrond. In de grootsteden vallen ook hoge percentages op voor mensen met een precair verblijfsstatuut die niet met zekerheid weten hoe lang en/of ze zich blijvend in België mogen vestigen. Ze zijn dus ‘precair’ (kwetsbaar, onzeker) wat betreft hun verblijfssituatie.
Jongeren
Volgens de Deense onderzoeker Lars Benjaminsen is het toenemende aantal dakloze jongeren te wijten aan negatieve structurele ontwikkelingen in Europa. De helft van de Deense daklozen tussen 18 en 24 jaar zijn weliswaar niet dakloos, maar eerder ‘thuisloos’; het zijn ‘sofaslapers’ die (voorlopig nog) bij een vriend of familie terecht kunnen. Huisvesting is gewoon te duur geworden voor hen en slorpt tot 1/3 van hun budget op.
Minder dan de helft van de dakloze jongeren komt uit een kwetsbaar gezin, met een geschiedenis van psychische of verslavingsproblemen en werkloosheid. Vaak werden ze tijdens een deel van hun jeugd opgevangen in een pleeggezin, en maakten ze hun studies niet af.
De grootste groep jonge daklozen heeft echter een veel bredere sociale achtergrond. Hun ouders werken en er is nauwelijks sprake van psychische of verslavingsproblemen. Er waren geen aanwijzingen dat deze jongvolwassenen dakloos zouden worden.
Uit het oog, uit het hart
Wat wél geldt voor alle daklozen, is dat we ons slechts bewust zijn van het topje van de ijsberg. De daklozen die slapen in de openbare ruimte, in tenten, garages, kraakpanden, noodopvang en opvanghuizen, vormen ruwweg één derde van het totale aantal getelde daklozen. Er is een groot aantal ‘verborgen’ daklozen, die noodgedwongen overnachten bij vrienden of familie, en dit zijn overwegend vrouwen en kinderen.
Het recht op een behoorlijke huisvesting staat nochtans in de Belgische grondwet ingeschreven. De Belgische OCMW’s en de Centra Algemeen Welzijn (CAW’s) zijn de belangrijkste hulplijn voor daklozen. In Vlaanderen krijgt 16% van hen OCMW-steun, in Wallonië 28%, in Brussel iets meer dan 55%.
Zo hebben daklozen recht op maatschappelijke integratie via het leefloon wanneer zij aan bepaalde wettelijke voorwaarden voldoen. Wanneer dit niet lukt, dan nog zullen de OCMW’s trachten hen te helpen of door te verwijzen. Daklozen kunnen bij hen terecht voor het aanvragen van een leefloon, een installatiepremie, dringende medische hulp, maatschappelijke dienstverlening, schuldbeheer …
(Over)leefloon en werk
Nog een opvallende vaststelling: een op vier dak- en thuislozen heeft een inkomen uit werk. Het gaat dan vooral om precair werk, met onzekere (tijdelijke) contracten en flexibele uren.
Een ruime helft (56.5%) van de daklozen ontvangt een vervangingsinkomen of uitkering. Vaak is dit het leefloon. Wanneer hun maandelijkse inkomsten lager zijn, past het OCMW het verschil bij. Sinds 1 maart 2022 bedraagt het maandelijks leefloon 1.093 euro voor een alleenstaande, 729 euro voor een samenwonende of 1.478 euro voor een persoon die samenwoont met een gezin ten laste.
Het OCMW mag niet eisen dat de dakloze in kwestie een woonplaats of inschrijving in het bevolkingsregister heeft. Voor het recht op kinderbijslag, stemrecht, werkloosheidsvergoeding … is echter wél een officiële woonplaats vereist met inschrijving in het bevolkingsregister. Dit kan ook via een referentieadres, waarbij een bereidwillige ‘samaritaan’ optreedt als contactpersoon.
Betrouwbare data is nodig om het probleem in kaart te brengen en een gezicht te geven. Dat gezicht kan ons wakker schudden, en doen beseffen dat de vooroordelen van decennia geleden géén gezonde basis zijn voor doeltreffend beleid.
Blijkbaar mag een OCMW wel eisen van een dakloze dat hij zijn verblijfplaats doorgeeft om recht te hebben op maatschappelijke integratie en dienstverlening. Dat deze dakloze persoon een slaapplaats heeft in mijn garage, blijkt niet voldoende te zijn voor het OCMW. Harde realiteit