Nieuws

60 jaar Turkse en Marokkaanse immigratie

60 jaar Turkse en Marokkaanse immigratie

We blikken terug op een geschiedenis van 60 jaar Turkse en Marokkaanse immigratie naar België, en reflecteren over de vakbondsuitdagingen die daarmee gepaard gingen.

De geschiedenis van België bestaat uit vele verhalen. Een daarvan is er één van immigratie. Het verhaal van honderdduizenden mannen en vrouwen die moedig hun land verlieten op zoek naar een beter leven elders. Hun inspanningen droegen bij aan de economische welvaart van dit land en hebben fabrieken en hele wijken vormgegeven … Ze maakten België tot wat het vandaag is.

Naoorlogse immigratie

Na de Tweede Wereldoorlog moest België zich heropbouwen. Maar er was een tekort aan arbeidskrachten om steenkool uit de mijnen te halen, omdat de Belgen vanwege de zware arbeidsomstandigheden niet terug “onder de grond” wilden. Italië, dat zich toen in een economisch en politiek instabiele situatie bevond, sloot in 1946 het ‘Steenkoolakkoord’ met ons land.

“Het was de eerste georganiseerde immigratieovereenkomst”, zegt Renée Dresse, historica bij CARHOP (Centre d’Animation et de Recherche en Histoire Ouvrière et Populaire) en door CEPAG uitgenodigd voor een conferentie over 60 jaar Turkse en Marokkaanse immigratie. 50.000 Italiaanse arbeiders kwamen naar België om in de mijnen te werken.

Eind 1947 verslechterde de economische situatie. De houding van de vakbonden ten opzichte van de immigratiegolf was paradoxaal. “Aan de ene kant wilde men de georganiseerde immigratie controleren uit angst dat deze concurrentie zou veroorzaken in andere sectoren. Aan de andere kant verdedigde men de rechten van de immigrantenarbeiders en wilde men hen organiseren.” Italiaanse arbeiders waren niet bijzonder syndicaal ingesteld, een erfenis van het beleid van Mussolini.

Voor de vakbonden is het van cruciaal belang om de uitdagingen van de immigratie aan te pakken. In 1948 wordt de Tripartiete Commissie voor Buitenlandse Arbeidskrachten (CTMOE) opgericht. Deze commissie brengt vakbonden, werkgevers en overheid samen. Binnen het ABVV werd de Commissie voor Immigrantenarbeiders opgericht, die tot taak had informatie te verstrekken en onderzoek te doen. Het belangrijkste werk vond plaats op het terrein: in de fabrieken, de mijnen, door de afgevaardigden zelf.

Italianen, Spanjaarden, Hongaren, Marokkanen en Turken

Al snel verslechteren de betrekkingen tussen België en Italië, voornamelijk als gevolg van de gebrekkige veiligheid in de mijnen. “Italië besluit dan om de officiële immigratie stop te zetten”, legt Renée Dresse uit. In 1956 sluit België overeenkomsten met Griekenland en Spanje.

Twee studies, besteld door de overheid, komen in 1962 tot een eenduidige conclusie over de demografische situatie in Wallonië: de bevolking vergrijst. Bovendien hebben de mijnen nog steeds mankracht nodig. België startte toen onderhandelingen met andere landen en maakte gezinshereniging makkelijker. In februari 1964 sloot het een immigratie-overeenkomst met Marokko. In juli van datzelfde jaar volgde een akkoord met Turkije. De Turkse en Marokkaanse arbeiders gingen vooral in de metaalindustrie en de mijnen werken.

Uitdagingen en antwoorden

Elke immigratiegolf wordt geconfronteerd met dezelfde problemen op vlak van huisvesting, voedselvoorziening en lastige werkomstandigheden. Maar voor Marokkanen en Turken komen daar nog nieuwe moeilijkheden bij: cultuur en religie. In de kantines wordt bijvoorbeeld varkensvlees gegeten en alcohol gedronken. De nieuwkomers begrijpen ook het loonstelsel en de inhoudingen voor de sociale zekerheid niet. Om de aanpassing van de Turkse arbeiders te vergemakkelijken, nemen sommige kolenmijnen Turkse maatschappelijk werkers in dienst, organiseren ze taalcursussen en wekelijkse bijeenkomsten als begeleiding.

Een andere uitdaging zijn de “toeristische” arbeiders, die zonder arbeidscontract in België zijn aangekomen. Hun eerste verblijfsvergunning was slechts zes maanden geldig en bood geen enkele zekerheid in geval van werkloosheid of ontslag.

Einde officiële immigratie

In 1973 zorgden de oliecrisis, de daaropvolgende economische malaise en werkloosheid voor een moeilijke situatie voor die toeristische arbeiders die geen werkvergunning konden krijgen en gedwongen waren om zwart te werken, waardoor ze een gemakkelijke prooi werden voor malafide werkgevers.

“Om deze situatie aan de kaak te stellen, gingen ze over tot een hongerstaking in de Sint-Jan en Niklaaskerk in Schaarbeek. De vakbonden steunden hen”, legt de historica uit. “Tegelijkertijd vochten ze voor gelijke rechten voor migrantenarbeiders. Dankzij hun strijd kunnen ze zich bijvoorbeeld kandidaat stellen voor de sociale verkiezingen”, voegt Renée Dresse toe.

In augustus 1974 besluit de regering 8.500 werknemers zonder papieren te regulariseren en een einde te maken aan de grootschalige werving van buitenlandse arbeidskrachten. Dit betekent het einde van de officiële immigratie, een belangrijk hoofdstuk in de Belgische geschiedenis.

En vandaag?

Vandaag, 60 jaar later, zijn de Turkse en Marokkaanse generaties die afstammen van deze arbeiders hun verleden niet vergeten. “Mijn vader kwam in de jaren 70 aan. In die tijd was Europa een beetje het Eldorado, vooral op het gebied van gezondheidszorg”, vertelt Mounya Mehdaoui, een Marokkaanse vakbondssecretaris van de Algemene Centrale ABVV in Brussel. Ze volgt momenteel de schoonmaaksector, waar veel Marokkaanse werknemers actief zijn. “Ze denken vaak dat ze niets anders kunnen”, betreurt ze.

Mounya heeft in haar leven gelukkig geen grote problemen ondervonden vanwege haar afkomst, maar ze is zich ervan bewust dat discriminatie bestaat, vooral op het werk: “Een Marokkaanse vrouw met een hoofddoek moet zich meer bewijzen dan een blanke vrouw.”

We ontmoetten Mounya en haar collega Abdel, ook van Marokkaanse afkomst, enkele dagen na de racistische aanval van Club Brugge-supporters op inwoners van Molenbeek. Ze zijn niet echt verrast. “Gezien de ongegeneerde uitspraken van rechts en extreemrechts verbaast het me niet”, betreurt Mounya. Beide syndicalisten zien racisme steeds normaler en sterker worden. “We moeten waakzaam zijn en onze kinderen hiertegen wapenen.”

“Geslaagde immigratie”

Hoewel de situatie momenteel moeilijker wordt, “is de immigratie voor de Marokkanen van toen geslaagd”, legt Abdel uit. “Ze hebben hard gewerkt, een huis gekocht, een toekomst voor hun kinderen opgebouwd … Sommigen hebben leidinggevende functies bekleed, anderen zijn vakbondsafgevaardigden geworden, en daar zijn ze erg trots op.” Vandaag voelen Mounya en Abdel zich Belg, maar net als Atila blijven ze gehecht aan hun afkomst. En dat is wat België zo rijk maakt.

De vakbondsbeweging kreeg te maken met een omwenteling door de massale komst van immigrantenarbeiders. Ze werd heen en weer geslingerd tussen de belangen van de één en de rechten van de ander en moest zich aanpassen en oplossingen voorstellen, trouw aan de vakbondswaarden: de verdediging van de rechten van werknemers, de verbetering van de werkomstandigheden op het terrein en een betere toekomst voor mensen zonder papieren. Deze waarden draagt de vakbond tot op vandaag hoog in het vaandel.

“Ik ben Belgisch staatsburger, maar ik vergeet mijn afkomst niet”

Atila Selvi

Atila Selvi kwam in april 1975 in België aan. Hij werkte eerst in de Ford-fabriek in Genk, tot de economische crisis van de jaren ‘80. “De ene week hadden we werk, de week daarop niet meer.” Daarom besloot hij zijn vader in de mijn te gaan helpen. Daar werkte hij twaalf jaar lang. “We werkten acht uur per dag, vijf dagen per week. Maar er gebeurden vaak ongelukken. Ik heb een familielid verloren bij een explosie in de mijn van Maasmechelen”, vertelt hij.

Over zijn vakbondswerk vertelt hij dat hij door de ABVV-delegees bij Ford werd benaderd. Hij werd meteen lid om een zekere bescherming te krijgen. Toen de mijn waar hij werkte zijn deuren sloot, ging hij in staking. “De helft van onze eisen werd ingewilligd”, herinnert hij zich trots. “Degenen die 25 jaar hadden gewerkt, kregen het dubbele van wat aanvankelijk was voorgesteld.”

Vandaag zijn Atila en zijn vrouw Meliha hun nieuwe thuisland dankbaar. “We zijn ons land ontvlucht omdat er geen kansen waren”, vertrouwt hij ons toe. “Hier hebben we de basis gevonden voor een waardig leven.” Hij besluit: “Ik ben Belg, maar ik vergeet mijn afkomst niet.”

Facebooktwitter

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Lees ook x

De Nieuwe Werker

FREE
VIEW