Er lopen miljoenen financiële transfers doorheen ons land. En daar worden we allemaal beter van. Of we nu Antwerps, Luiks, Limburgs, Duits, Gents of Brussels praten.
“Sociale transfers kosten Vlaming bijna 1.200 euro per jaar.” Die krantenkop deed begin februari wat stof oplaaien. Hij verscheen in zakenkrant De Tijd. Breed uitgesmeerd op de voorpagina. Andere media konden het nieuws gretig overnemen en op sociale media kon er gezwind gereageerd en gefulmineerd worden. Opvallend: de Franstalige tegenhanger van De Tijd, zusterkrant L’Echo boorde het onderwerp aan verderop in de krant, op pagina 3, en boven een veel kleiner artikel. De kop? “Les transferts Nord-Sud ont atteint 8 milliards en 2022”, lees: “De transfers Noord-Zuid toppen af op 8 miljard in 2022.” Een frappant verschil in het subjectief aanbrengen van wat objectief gezien hetzelfde nieuws was.
Geen taalkundige bril
Ook politiek analist Alain Gerlache merkte dit op. Een kleine week later, toen de ophef al wat gaan liggen was, verwoordde hij het als volgt in zijn column voor De Morgen: “Een perfecte illustratie van de verschillende percepties van de transfers aan beide kanten van de taalgrens. Voor de één een bedrag dat elke Vlaming betaalt, voor de ander gewoon een soort correctiemechanisme.”
Zou het lezerspubliek van deze ‘businesskranten’, de 484.00 managers, ondernemers en beleggers, onder en boven de taalgrens op deze manier naar de zaken kijken? Zouden ze oordelen op basis van ‘facts and figures’? Of zouden ze de geldstromen liever taalkundig inkleuren?
“Je kan niet met een communautaire bril naar onze sociale zekereheid kijken. Wie dat wel doet, is bezig met pure politieke recuperatie.”
“In onze buurlanden worden geldtransfers tussen regio’s nooit betwist, bij ons ligt dat anders”, zo vat Gerlache samen. Hij verklaart dit doordat niet iedereen “hetzelfde referentiekader” hanteert. “In landen zoals Frankrijk of Duitsland worden die transfers nooit betwist omdat de nationale identiteit sterk is. Bij ons zijn er twee taalentiteiten met een verschillend politiek landschap: het noorden dat steeds meer Vlaams wordt en het zuiden waar men zich nog steeds vooral Belg voelt.”
Sterke nationale identiteit of niet, het blijft vreemd om de sociale transfers, de geldstromen die onze sociale bescherming verzekeren, door een taalkundige bril te bekijken. Taal doet hier immers helemaal niet ter zake. Het is geen maatstaf in de organisatie van onze sociale zekerheid. Je kan er dan ook niet met een communautaire bril naar kijken. Wie dat wel doet, is bezig met pure politieke recuperatie. Met het opzetten van mensen tegen mekaar. En dus met exact het tegenovergestelde van wat de sociale zekerheid betekent en uitdraagt: solidariteit.
Geen taalkwestie, altijd beschermd
Het is ook die solidariteit waarop de sociale zekerheid gebaseerd is. Gezonden dragen bij voor zieken, werkenden voor wie z’n werk verliest, actieven betalen de pensioenen voor diegenen die hun leven lang gewerkt hebben. Allemaal dragen we bij omdat we zeker zijn dat we op deze sociale zekerheid zullen kunnen terugvallen als we ze nodig hebben. Ziek? Naar de tandarts? Onze sociale zekerheid beperkt je medische kosten. Je verliest je job? Je hebt een arbeidsongeval? Onze sociale zekerheid komt tussen en zorgt voor een vervangingsinkomen.
Hoe groter de basis van je solidariteit, hoe meer draagkracht, hoe meer bescherming en zekerheid je kan bieden.
Onze sociale zekerheid beschermt je dus tegen de risico’s van het leven, maar is er evengoed op mooie momenten. Vakantie? Onze sociale zekerheid staat je toe echt te genieten dankzij het (dubbel) vakantiegeld. Je krijgt kinderen? Onze sociale zekerheid geeft je een financieel duwtje in de rug.
En dat alles staat compleet los van de taal die de mensen spreken. Gelukkig maar. Hoe meer mensen de grote gemeenschappelijke pot van sociale bescherming vullen, hoe groter de basis van je solidariteit, hoe meer draagkracht, hoe meer bescherming en zekerheid je kan bieden. Dus: een gezonde Waal draagt bij aan de sociale zekerheid voor een Vlaamse zieke medeburger, maar evengoed voor andere Walen en Brusselaars die er op een bepaald ogenblik nood aan hebben.
Geen beter voorbeeld dan corona
Werkt dit systeem? Ja! Laten we kijken naar de grootste economische, sociale en gezondheidscrisis van de afgelopen jaren die ons allemaal trof, over alle taalgrenzen heen: de Covid19-pandemie.
Onze sociale zekerheid was de ultieme rots in de branding. Olivier Pintelon, adviseur op de studiedienst van het ABVV, benadrukt in SamPol magazine dat ons systeem ons niet enkel beschermde maar ook onze economie overeind hield. “De economie bleef draaien … gewoon door de spelregels toe te passen. Denk aan uitkeringen voor wie (tijdelijk) werkloos wordt, of aan het overbruggingsrecht voor zelfstandigen (een tijdelijke uitkering bij – gedeeltelijke – sluiting van de zaak). Geen nieuw beleid, maar tot volwassendom gekomen takken van onze sociale bescherming. Economen zien de sociale zekerheid als een ‘automatische stabilisator’, een hyperefficiënte schokdemper bij economisch onweer. De reden ligt voor de hand: de sociale uitkeringen komen per definitie terecht bij wie inkomensverlies lijdt.”
Niet te vergeten: ook de bedrijven konden rekenen op transfers van de sociale zekerheid. Pintelon: “Politici verlaagden de sociale zekerheidsfactuur. In gesloten sectoren als horeca, cultuur, recreatie of sport kregen ondernemingen automatisch uitstel van betaling van sociale bijdragen. De reissector verkreeg een heel jaar vrijstelling van sociale bijdragen, de evenementen- en hotelsector een vrijstelling voor vijf werknemers gedurende één of twee kwartalen.”
Geen éénrichtingsverkeer
De ‘geldstromen’ in de sociale zekerheid zijn dus erg relatief. Expert Jef Maes beschreef dit al in 2010 (!) in zijn boek ‘Uw sociale zekerheid in gevaar’. Hij benadrukt dat de transfers tussen hoog- en laaggeschoolden veel hoger zijn dan die tussen gewesten. En de transfers tussen de rijksten en armsten zo waar nog hoger. Dat is ook vanzelfsprekend. We kiezen ervoor om hogere inkomens iets zwaarder te belasten dan mensen met een laag inkomen. We laten werkenden bijdragen, maar gepensioneerden niet. Maakt dat van die gepensioneerden dan “ontvangers” die we zo moeten bestempelen? Goed wetende dat Vlaanderen meer dan de andere gewesten massaal vergrijst, het aantal gepensioneerden er fors toeneemt en dus jaar na jaar een grotere ontvanger is?
“Niemand heeft ooit gesuggereerd dat de rest van het land betaalt voor de ongezonde inwoners van de kust, laat staan dat we deze regio van ontvangers moeten afsplitsen.”
Vlaamse pensioen- en gezondheidsuitgaven pieken
Maes analyseerde een specifieke grote uitgavepost van onze sociale zekerheid: de gezondheidszorg. Wat blijkt? Rekening houdend met ouderdom, geslacht, aantal invaliden … liggen de gemiddelde uitgaven tussen de gewesten uiterst dicht bij mekaar.
Maar op een lager niveau bekeken valt op hoe sommige arrondissementen een pak van de uitgaven aan gezondheid opslokken. Hoe kan de overconsumptie zo lokaal zijn? Maes verklaart: “In Eeklo en Hoei wordt meer uitgegeven dan gemiddeld, maar dat blijkt perfect verklaarbaar door de grote aanwezigheid van psychiatrische ziekenhuizen en rust- en verzorgingstehuizen. Zo wordt ook in West-Vlaanderen meer uitgegeven, door de aanwezigheid van tal van bejaarden aan de kust.”
Hij herhaalde dit onlangs op Radio 1: “De regio die het meest ontvangt uit de sociale zekerheid is de kuststreek, omdat er zo veel gepensioneerden wonen.” Niemand heeft ooit in een krantenkop gesuggereerd dat de rest van het land betaalt voor de ongezonde inwoners van de kust, laat staan dat we deze regio van ontvangers moeten afsplitsen.
Maes stipt ook aan dat er in andere federale staten solidariteitsstromen zijn. “Alle studies zijn het erover eens dat de transfers vooral te maken hebben met de economie en het werkgelegenheidsniveau. De omvang van de transfers ligt bij ons echter niet hoger dan in andere federale staten. In vele andere Europese landen is de solidariteit binnen regio’s groter.” Dat is bijvoorbeeld zo tussen West en Oost-Duitsland, Ile-de-France- en Nord Pas de Calais, tussen Zuidoost-Engeland en Wales en Noordwest-Engeland, Stockholm en het hoge noorden.”
Geen cheque
André Decoster, professor Publieke Financiën aan de KU Leuven was in 2017 heel erg duidelijk toen N-VA’er Geert Bourgeois als minister-president van Vlaanderen zijn studie (‘Financiële stromen in België 2000-2020’ met W. Sas) misbruikte om te doen alsof er een cheque van Vlaanderen naar Wallonië gaat: “De door ons berekende financiële stroom is geen enveloppe geld. Het bedrag staat ook niet in één of andere begroting. De berekende financiële stroom tussen de gewesten Vlaanderen, Wallonië en Brussel is een specifieke, politiek gekozen, manier om naar verschillen tussen mensen te kijken.”
“Door de keuze van ons belasting- en sociale zekerheidssysteem zijn er miljoenen kleine financiële stroompjes tussen alle burgers van dit land.”
André Decoster
Aan de basis komt het telkens op hetzelfde neer. Decoster: “Door de keuze van ons belasting- en sociale zekerheidssysteem zijn er miljoenen kleine financiële stroompjes tussen alle burgers van dit land. Van rijke Vlamingen naar arme Brusselaars, maar ook van rijke Walen naar arme Vlamingen, van rijke West-Vlamingen naar arme West-Vlamingen, enzovoort.”
Geen nieuws
Terug naar het “nieuws”. Het moet gezegd: ook in De Tijd lezen we, onder de communautair getinte kop, dat er eigenlijk “geen eenrichtingsverkeer” is in de sociale zekerheid.
Een ander wordt duidelijk wanneer Eric Dor, directeur economische studies aan de Franse IÉSEG School of Management, het woord krijgt, als auteur van de studie waar de zakenkrant zich op baseert. “Uiteraard betaalt niet iedere Vlaming daadwerkelijk mee voor elke inwoner van de andere regio’s”, verheldert hij.
Wat is er dan allemaal van aan? De studie van Dor geeft vooral aan dat op het niveau van de provincies en de arrondissementen de onderlinge verschillen groot zijn. Kort gezegd: het oude Brabant draagt bij, zowat de rest van Vlaanderen ontvangt.
“Uiteraard betaalt niet iedere Vlaming daadwerkelijk mee voor elke inwoner van de andere regio’s.”
Eric Dor
Per inwoner draagt Vlaams-Brabant 4.757 euro bij en Waals-Brabant 3.979 euro. Daarna komen Antwerpen (1.293 euro) en Oost-Vlaanderen (991 euro). De grootste ontvangers? Henegouwen en Luik, Limburg en West-Vlaanderen. Conclusie in De Tijd: “Veel eerder dan van noord naar zuid lopen de transfers van het economische centrum – van Louvain-la-Neuve over Brussel en Leuven tot Gent en Antwerpen – naar de uithoeken van het land.”
Niks nieuws onder de zon. Deze vaststelling werd in zeven jaar geleden al gemaakt door André Decoster en Willem Sas. Die laatste herhaalde dit dan ook opnieuw in De Standaard: “We zien de herverdeling tussen het economische kloppende hart van het land, de periferie en de zogenoemde ‘rust belt’ (zones van vergane industriële glorie, nvdr.)’, bij ons de provincies Henegouwen en Luik. Die situatie vind je zowat overal in Europa terug. De gebieden waar steenkool in de grond zat, zijn nu ontvangende gebieden. In heel Europa loopt die reconversie (economische omschakeling, nvdr.) moeilijk.”
Slotsom: we dragen met z’n allen bij aan een systeem dat sociale transfers opzet tussen werkenden, gezonden, zieken, werkzoekenden, gepensioneerden … En tussen regio’s met meer en minder welvaart, meer en minder ouderen … Dat is exact waarvoor onze sociale zekerheid bedoeld is: delen en herverdelen in voor- en tegenspoed.
Migratie mag niet worden verzwegen. Een linkse insteek uiteraard.
Stop migratie door de plundering van Afrika te stoppen! De oorlogen van het Westen veroorzaken ook de migratie.