Werknemers in de kinderopvang hebben meer nodig dan enkel bloemetjes. De werkdruk is er torenhoog.
// een bijdrage van de BBTK
Op 12 oktober was het de dag van de Onthaalouder en Kinderverzorger. Dit is traditioneel een dag waarop we de werknemers van de sector in de bloemetjes zetten. Ze hebben echter nood aan meer dan bloemen. De werkdruk is namelijk torenhoog en verergert naarmate werknemers voor een job in een andere sector kiezen. In Vlaanderen staan momenteel 4.000 vacatures open. Langs Franstalige kant is het personeelstekort minder nijpend maar de vaststelling is dezelfde: er zijn te veel kinderen per begeleider.
Carine werkt al 42 jaar in de sector. Ze begon meer dan 20 jaar geleden als enige BBTK-afgevaardigde. Ondertussen telt de syndicale ploeg al 5 leden.
Het moet anders
Carine: “Het is duidelijk dat er iets moet veranderen want zo kan het niet meer. Er is volgens mij maar één oplossing en dat is aanpassen van de norm van 8 kinderen per begeleider (9 vanaf 2 begeleiders). Dat wil dus zeggen: meer collega’s ofwel minder plaatsen. Nochtans heeft elk kind recht op kwalitatieve opvang.”
“Het huilen staat je soms nader dan het lachen na een zware werkdag“
“Het is voor ons enorm frustrerend om niet voor de kinderen te kunnen zorgen zoals we dat graag zouden willen. Zo werken wij bijvoorbeeld met gemengde groepen. Dat wil zeggen baby’s maar ook peuters. We zijn soms zo druk bezig met een flesje geven of een pamper vervangen dat we tegen een ouder kindje moeten zeggen dat we nu geen tijd hebben om met hem te spelen. Dat is voor ons ook niet fijn maar de tijd tikt. En wanneer een kindje eens wat meer aandacht nodig heeft omdat het een moeilijke dag heeft, wordt het nog moeilijker.”
Praktisch onhaalbaar
“Of een ander voorbeeld: als we eens willen gaan buiten spelen dan moeten we ervoor zorgen dat alle kinderen hun jas aandoen. Tegen dat je goed en wel kan vertrekken moet je alweer terugkeren om hen eten te geven. We hebben vaak heel leuke en creatieve ideeën voor activiteiten maar je weet gewoon dat het praktisch niet haalbaar zal zijn.”
“Ik wil wel benadrukken dat de kinderen in goede handen zijn bij ons. De laatste tijd is er veel geschreven over kinderopvang in de pers en op sociale media. Het is hoog tijd dat dit probleem onder de aandacht komt maar het is tegelijkertijd ook niet leuk om te lezen. We willen niet dat ouders bang worden om hun kinderen naar de crèche te brengen. De kinderen krijgen genoeg liefde en geborgenheid hier … maar dat gaat vaak ten koste van ons eigen welzijn. Het huilen staat je soms nader dan het lachen na een zware werkdag.”
“Het is ook fysiek best zwaar natuurlijk. Je bent namelijk een hele dag aan het heffen en tillen. De werkdruk zorgt er ook voor dat collega’s uitvallen door ziekte. Je kan niet zomaar vervanging krijgen dan.”
“Het blijft een prachtige job, maar veel jonge collega’s haken af”
“Maar het is en blijft een prachtige job. Je ziet de kinderen opgroeien en speelt een belangrijke rol in hun leven. Toch starten er te weinig mensen aan de opleiding of haken veel jonge collega’s af. Dat is jammer, maar ik begrijp het ook wel. Het zijn vaak zelf jonge moeders met een eigen gezin. Je werkt lange uren en hebt weinig zekerheid. De eerste jaren in de sector krijg je vaak alleen maar een vervangingscontract. Ik zag al meer dan één collega vertrekken voor een stabiele job met veel voordelen in een andere sector, ook al doen ze het werk heel graag. Jonge mensen willen natuurlijk perspectief. Zij hebben nog een hele toekomst uit te bouwen. Maar dat wil wel zeggen dat we in de toekomst nog moeilijker personeel zullen vinden.”
Zicht op beterschap?
“Zelf moet ik nog maar enkele jaren werken. Als vakbondsafgevaardigde hoop ik wel dat ik de deur hier zal kunnen dicht trekken wetende dat er beterschap op komst voor de collega’s is. Daarvoor doe je het uiteindelijk toch. Het VIA 6 (Vlaams Intersectoraal Akkoord) voorziet al wat stappen in de goede richting maar er is meer nodig. We hopen dus dat er naar ons geluisterd wordt en dat er een toekomstplan volgt. Elke knuffel of lach van de kinderen geeft ons nieuwe energie om verder te gaan maar het moet nu toch echt wel veranderen.”